De teelt van aardbeien


(Tekst geschreven door Stefaan)


Toen ik heel lang geleden bij mijn ouders aardbeien uit de tuin at, was de aanvoer schier onuitputtelijk. Ik herinner me daarbij nog de smaak van de Gorella: sappig en zoet. Later, als achttienjarige, was ik in Zuid-Frankrijk verantwoordelijk voor 3,2 kilometer Gariguette, een bijzonder aromatische aardbei uit die streek. Nog enkele jaren later werkte ik bij een aardbeiboer in Vlaanderen. Ons zomerkoninkje liep dus als een zoete, rode draad door mijn leven.

Zo’n twintig jaar geleden heb ik die draad van de aardbeienteelt weer opgepakt. Ik ben op zoek gegaan naar de beste smaak, naar ziekteresistente soorten, naar een grote opbrengst. Ik heb erover gelezen en ik heb naar kenners geluisterd. Het resultaat van al dat zoekwerk én uiteraard ook van het zelf uitproberen vind je in dit artikel.

Laat me jou meteen geruststellen: de teelt is makkelijk en de oogst is groot. Maar je zal je wel moeten houden aan een aantal basisregels. Vanuit eigen ervaring weet ik dat succes dan vrijwel altijd gegarandeerd is. ‘Vrijwel’, omdat binnen de biologische teelt vochtig en zwoel weer wel eens roet in het eten kan gooien.

Om te beginnen moet je een keuze maken tussen kortdragende en doordragende rassen. De kortdragende zijn de bekendste: je oogst tijdens de maanden mei en juni. De ene soort rijpt wat eerder, de andere dan weer op een wat later tijdstip. Combineer je verschillende rassen, dan kun je een zestal weken aaneengesloten oogsten. Een extra ingreep kan zijn dat je de vroegste rassen deels onder plastic tunnels zet. Het is wat extra werk, maar je oogst nóg eens een week eerder.

Ik ben niet zo’n fan van de doordragers. De oogst is heel erg gespreid, zodat je heel veel planten moet hebben om eens een aardbeientaart te kunnen bakken. Daarnaast is de onkruidbestrijding een probleem. Ik probeerde de Ostara én een paar andere, nieuwe rassen, maar ik ben ervan afgestapt. Aardbeien horen voor mij bij de junimaand. Daarna komen de bessen (rode, blauwe, witte…), dan de frambozen en bramen. Tussendoor ook nog de Japanse wijnbes en de kiwibes.

Bij de kortdragende rassen is het soortenaanbod groot. Toch zet ik bijna uitsluitend de Korona: dit ras heeft al jarenlang zijn kwaliteiten bewezen. Dit jaar (2024) plukte ik van 120 planten 84 (gewogen)

kilo’s. Een gemiddelde van 700 gram per struik en dat is voor de moestuinteelt uitzonderlijk veel. De smaak wil in het begin van de oogst wel eens tegenvallen. Dat komt doordat de energie van de plant in die eerste tien dagen vooral naar de groei gaat en pas in de tweede helft naar suikers voor de (schijn)vruchten. Als je vanaf het begin de heerlijkste aardbeien wil serveren, zal je ook een bed Lambada moeten planten. De Lambada is misschien de lekkerste aardbei op de markt, maar de opbrengst in kilo’s valt erg tegen.

De Korona heeft één groot bijkomend voordeel: hij kan ná een vroege teelt aardappels gezet worden. Andere soorten verdragen die combinatie niet. Vorig jaar kreeg ik per vergissing Elvira i.p.v. Korona en ik heb amper een aardbei geplukt!

Door het vermelden van de voorteelt ben ik vanzelf bij de voorbereiding van het aardbeienperceel terechtgekomen. Rekening houdende met het feit dat je half juli plant, moet de grond dan uiteraard vrij zijn. Een mogelijke voorteelt zijn dan peultjes of erwten. Ik houd het zelf bij een vroeg aardappelras, zoals de Frieslander. Dat heeft voor mij nog een bijzondere reden. Aardbeien houden namelijk van een rijke compostgift. Die compost wordt al in het najaar aangebracht, zodat ook de Frieslanders maximaal profiteren. Daarna komen de aardbeien op een humusrijke grond met ‘oude kracht’: ideaal!

Half juli haal ik mijn planten bij kwekerij E. Duivenvoorden in Lisserbroek. Hier wordt zo duurzaam mogelijk gewerkt, de kwaliteit van de planten is uitstekend, de prijs is meer dan redelijk (doe een samenaankoop!) en de service is optimaal. Het betreffen half juli koelcelplanten: prachtige planten die een duidelijke voorsprong hebben op de verse planten van begin augustus. Belangrijk om weten is dat een plant in september-oktober bepaalt hoeveel aardbeien zij het jaar daarop gaat geven én hoe groot ze zullen zijn. Logisch dus dat we streven naar grote, gezonde planten vanaf begin september.

De derde week van juli gaan die planten bij mij dan een goed vochtige grond in. Naast het tijdstip en de voorbereiding is er ook een ander punt heel erg belangrijk: plant niet te diep! Je plant beter iets te hoog dan te diep. Ik had dit jaar ‘wiebelende’ aardbeiplanten en dat heeft de productie niet geschaad, wel integendeel. Te diep planten zal echter jouw oogst met zeker de helft reduceren.

Bijna vergat ik iets te vertellen over de plantafstand. Als je voldoende grond hebt, kun je het beste ruim planten: enkele rijen op één meter van elkaar en drie planten per strekkende meter. Bij vochtig weer kunnen de planten sneller opdrogen. Tegelijk plukt het ook makkelijker. En een ongewone ‘bijvangst’ is het feit dat muizen minder snel geneigd zijn aardbeien te plukken en tussen de planten in op hamsterplekken te verzamelen.

In het najaar zorg je ervoor dat de grond vochtig blijft. Ook zal je met een scherp mesje regelmatig de uitlopers en de bloempjes moeten wegsnijden. Doe dat tijdig om alle energie naar de groei en de vruchtzetting te laten gaan.

In de maand maart geef je de planten een kleine (biologische) stikstofgift. Dat helpt bij het ontwaken uit de winterslaap. Houd daarna je bed onkruidvrij. Stro onder de vruchten helpt om de grond vochtig en de aardbeien zelf schoon te houden. Dat stro leg ik pas op het moment dat bijna alle bloempjes uitgebloeid zijn en de eerste vruchten de grond gaan raken.

En dan is er nog één sleutelwoord: WATER! Een aardbeiplant verdampt heel veel water. Geef (veel) extra water wanneer het een aantal dagen niet geregend heeft. Controleer de vochtigheid van de grond, want een watertekort is – zeker op zandgrond – funest voor de opbrengst. Giet tussen de planten en niet erop.

De eerste aardbeien mogen nog naar de vogels gaan, maar daarna gaat er een groot net overheen dat ik aan de zijkanten vastleg. Vermijd moeilijke en tijdrovende constructies.

In tuinbladen lees ik steevast dat de planten twee tot drie jaar kunnen blijven staan. Niet doen! Daar heb ik verschillende redenen voor. Ten eerste kan er het begin van een ziekte in je planten zitten; die ziekte kan het tweede jaar gaan woekeren. Daarnaast zullen de voedingsstoffen in de grond al voor een groot deel opgebruikt zijn. Ook is de onkruidbestrijding tijdrovender. Maar bovenal krijg je het tweede jaar heel veel planten aan één en dezelfde struik. Al die planten zullen op hun beurt weer aardbeien willen geven. Het resultaat: veel kleinere aardbeien met een mindere smaak.

Begin juli kun je de planten dan opruimen. Alle materiaal gaat bij mij op de composthoop (ook als er het begin van roest in zit). De wortels verteren echter héél langzaam en die blijven niet op de tuin.

Om een lang verhaal kort te maken: verras jezelf en je huisgenoten met makkelijk te telen, veel, lekkere en biologische aardbeien. Je hebt geen enkel excuus meer