Hoe maak ik een goede start in mijn nieuwe tuin? 

(Tekst geschreven door Stefaan)

Er is niet veel wat meer plezier geeft dan een tuin. Een tuin vol leven: groentes, bloemen, kleinfruit, beestjes allerhande. Toch haakt menig beginnend tuinier – ondanks veel goede voornemens – al na één of twee jaar af. Dat is zonde. Want juist na die eerste paar jaren waaarin gezocht, nagedacht en ervaren wordt, begint een tuin écht leuk te worden. Maar waarom gaat het dan zo vaak fout? Of: welke basisregels voor een goede start moeten in acht genomen worden?


Om te beginnen moet de grond volledig onkruidvrij zijn. Vooral ondergronds. De tuin moet de eerste maanden een paar keer met de riek omgezet worden. Zo kan je wortels van haagwinde, kweekgras en zevenblad verwijderen. Neem je die tijd niet, dan zal je altijd tegen woekerend onkruid aanlopen. En dan begin je aan een strijd die bij voorbaat verloren is. Dus: stel het zaaien en planten enkele maanden uit om de grond zuiver te krijgen. Vraag eventueel hulp op de tuin: vele handen maken licht werk.
 


Als je helemáál perfect wil starten, kan je ook een analyse van je bodem laten uitvoeren. Kijk daarvoor naar de site van de Bodemkundige Dienst van België. Daar kan je als particulier terecht en krijg je – in functie van de vastgestelde waarden – een bemestingsadvies. Echt een aanrader.
 


Gebeurd? Fantastisch! Ondertussen heb je ook de tijd gehad om na te denken over wat je allemaal wil telen. Veel groentes misschien. Of juist veel bloemen. Of misschien wel kleinfruit… Je staat hier voor een ontdekkingstocht die schier eindeloos is. Maar geen nood! Op het internet vind je ontzettend veel nuttige informatie. Vaak via filmpjes op YouTube. 
 

Kijk vooral ook eens bij andere mensen. Vraag hoe zíj het doen. Waar kopen ze het zaad of de plantjes? Kweken ze vóór of zaaien ze ter plekke? Waar zijn zij tegenaan gelopen of welke succeservaringen hadden ze? Eventueel delen ze zelfs plantjes. 

Een goede tuin moet regelmatig bemest worden. Je koopt (champignon)mest, je composteert je afval. Je gebruikt kalk, kiezeriet, misschien ook patentkali of af en toe een organische, samengestelde meststof. Je kan ook brandnetel- of smeerwortelgier maken. Probeer daarnaast de grond zoveel mogelijk bedekt te houden met organisch materiaal (champignonmest is daarvoor heel handig). Dat houdt de bodem vochtig, beperkt de onkruidgroei, activeert het bodemleven. 

Dat bodemleven én het dierenleven boven de grond bezorgen ons nogal eens kopbrekens. Slakken die je jonge plantjes aanvreten, bladluis, wortelvlieg, preimot… Gelukkig zijn er heel veel ecologische trucjes en middeltjes om de strijd tegen die ‘vriendjes’ te winnen. Grijp dus niet naar synthetische bestrijdingsmiddelen (wat overigens in strijd zou zijn met het Huishoudelijke Reglement). Werk samen met die natuur; dat is de makkelijkste weg. 

In dat leerproces is het echt heel handig om bij anderen te gaan kijken. Stel vragen. Elke tuinier helpt jou graag verder. Juist omdat hij/zij weet hoe leuk deze hobby is. 

Ten slotte moet je rekening houden met een belangrijke tijdsinvestering. Het is niet abnormaal dat je – buiten de wintermaanden – acht à tien uur per week in de tuin bent. Uiteraard afhankelijk van de grootte van het perceel en van de te verrichten arbeid. Maar stilaan zal je leren dat het klaarmaken van de grond, het zaaien en planten, het wieden en verzorgen al net zo leuk zijn als het oogsten zelf.

Zo wordt de vraag niet langer ‘Wanneer moét ik weer naar de tuin/’, maar ‘Wanneer mág ik weer naar de tuin?’ En over enkele jaren komen andere tuiniers jou vragen of je altijd al die groene vingers had… 

Succes ermee!